DE KRIJSENDE KRISTIN
Zij deelt haar aards bestaan met 'n dochter,
maar al lang niet meer met 'n man.
Hij begrijpt haar.
Hij landt.
Hij grijpt haar.
Hij gaat naar binnen.
Zij wordt overmand
door haar Heiland.
Blij, zoals verwacht,
begint ze zingend te spreken.
Blijer nog, zoals voorgeschreven,
begint ze schreeuwend te zingen.
Uiterst blij, zoals gewenst,
begint ze uit volle borst te krijsen.
Zij is uitverkoren
door haar Herder.
Hij heeft haar geschapen.
Hij heeft het schaap liefde beloofd.
Hij heeft de ooi tot Zich genomen.
Hij is in haar gekomen.
Zij deelt haar vervoering met de haren,
maar in het geheel niet met de buren.
Vincent van Mechelen
56.MZO