DE
MENSEN HEB IK GEVREESD
Ja ik heb de oorlogmakende mensen gevreesd ja gevreesd
al vanaf dat ik de aarde kruipende verkende opstond tegen de deuren
bonsde hekken de tuinen grendelden tolbomen de dorpen
ja ik heb de oorlogmakende mensen gevreesd ja gevreesd
opstaan in hun uniformen passen
hun talen praten in hun huizen wonen hun brood meeëten
iedere avond sterven iedere morgen leven hoe heb ik alles gevreesd
kargeratel honden jagen roepen het langtandig eten het meest
en de fletse verhalen gruwelijke leugens het misverstaan
die vele monden die ogen vol verwarring pittenpupil dode tanden
die verstandsverbijstering van de keiharde de koppige de domme
ja de mensen heb ik gevreesd broeders herders koningen en heksen
stemmen die kleine stukjes in mij schrijven
ontmoetingen onder de zon witte veren van lachen op dronken gras
wandelen onder de maan over de porceleinen wereld maar glansloos
want in een ander land gaan horden moordend over de baan
ja ik heb de luchten gevreesd rozen van bloed asters van klei
de felle reuk van zweet hooi muurbloemen vee mest gebakken spek aarde
het timbre van stemmen als tinten die wervelen om een boom
hoor de boze marsman de zeeman de kleiman de venter de vagebond
en de visvrouw met de rode armen de bleke ogen de reuzenstem
ja ik heb de mensen gevreesd een oeroud instinct
maar waar ik ook ging altijd waren er mensen
hun huizen kropen over de aarde deuren en ramen en koekoeksklokken
tafels en stoelen en kabinetten alles doordrongen van mens
en aan de hekken de woeste honden in de boomgaard de wilde stier
ik demp mijn stap fluister zinnen bal mijn handen
uit iedere kier kijken ogen van de oorlogmakende mensen
iedere avond sterven als de deuren bonzen van 't geschut
en de nacht bevroren zwart worden de vertrekken
ijs de morgen in een droomloos koud bestaan
wantrouwen doodt liefde vriendschap is een fictie
tralies van wapens staan om ieder mens
geloof wordt egoïsme liefde een segment
afweer werd mijn lot eenzaam mijn weten
ik demp mijn stap speel droom om te kunnen leven wens
oh een wolf te zijn bij wolven mensonwaardig kuddevaardig
oorlog blijft van alle tijden zegt men
zo zal vrees en wreedheid ook bestaan
zal ik kruipende de mens verkennen opstaan op de deuren bonzen
tuinen ingaan in de lanen roepen waanzin zeggen: juist als vroeger
wees maar stil roofdieren zijn laf en listig
'k zie de flarden van een bos een lucht een meer
een vuur brandt op een veld ik hoor een fluit eventjes
dat is mijn land mijn taal onwezenlijk verknoeid
mijn glorie en mijn hoop die ik verloren heb
mijn schuilplaats wordt mijn graf
mijn sterven mij bekend: ...vrees
geboorte en dood verzoenen zich.
Sonja
van Mechelen
16 nTWO of (veel) eerder
In
'n losse uitgetypte
aantekening die waarschijnlijk dateert van het 20ste jaar na
de Tweede Wereldoorlog beschreef de
dich
ter(es) zichzelf als:
"Sonja van Mechelen-de Bie (geboren in de eerste
wereldoorlog) is afkomstig uit Putten, maar
verhuisde al vroeg naar Amersfoort.
Zij begon al in haar kindertijd gedichten te schrijven.
Poging tot publikatie volgde pas na haar veertigste
jaar.
Nederlandse en belgische literaire
tijdschriften namen toen haar gedichten op en
publikaties in bloemlezingen volgden.
Ook voor de radio en de t.v. werd van haar werk gewag gemaakt.
De laatste jaren werkte zij mee aan poëzie-avonden te Utrecht,
Amersfoort, Maarsbergen en Apeldoorn.
Zij is ook schilderes."
Het is onbekend op welk moment
De mensen heb ik gevreesd precies
geschreven is, maar het werd gepubliceerd in de
Kroniek van Kunst en Kultuur, nummer 10, p. 11-12 in 1961 KrJ,
het 16de jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Niet lang daarna verscheen het in
Literair Akkoord, nummer
6, p.110-111, 'n bloemlezing van 'bijdragen verschenen in de
Zuid- en Noordnederlandse letterkundige tijdschriften
van het jaar 1961 bijeengebracht door Ad den Besten, C.
Bittremieux, Sybren Polet en Jan Schepens', 'n door de Conferentie der
Nederlandse Letteren aangewezen redaktie.
Terwijl in de Kroniek en
Literair Akkoord 'n proportioneel
lettertype gebruikt wordt, werden de gedichten door de dichter zelf
destijds uitgetypt op 'n ouderwetse typemachine, dus met
'n niet-proportioneel font (met vaste letterbreedte).
Dit lettertype is met opzet ook hierboven
gekozen.
In het oorspronkelijke gedicht op papier is de lengte van de langste
regel 86 tekens (letters en spaties tussen de woorden), hetgeen
doorgaans veel te lang is voor 'n digitale weergave met 'n font van
voldoende grootte.
Daarom hebben de even en oneven regels van het oorspronkelijke gedicht
hier 'n klein verschil in achtergrondkleur, zodat 'n tekst die op een
regel hoort te staan en nu toch twee regels in beslag neemt,
onderscheiden kan worden van de tekst die wel op de volgende regel
hoort.
Behalve in 'n door de dichter zelf uitgegeven bundel,
getiteld "Zo ver zo dichtbij", heeft Sonja van Mechelen
gedichten gepubliceerd in (o.a.?) de volgende
tijdschriften (in alfabetische volgorde):
Dietsche Warande en Belfort,
Kroniek van kunst en kultuur,
Literair akkoord,
naar morgen,
Roeping,
Travee,
Yang en
Vandaag.