VARIANTEN OP
CHANSON DE CHARTRES1 /
WILHELMUS VAN NASSOUWE2
DE WILLEM DIE ZIJ EREN
nog steeds erg christelijk
Hun Willem, die van Nassau,3
dronk ook van armen bloed,
van veel terreur,4 en ontrouw,
zwijgt men tot in den dood.5
Wat Anna6 zocht in't leven
was voor 'n vrouw verkeerd,
wie geld of gunsten geven
heeft men altijd geëerd.
De eerste en derde strofe van het
Gedicht der Lage Landen zijn precies
hetzelfde als de eerste en derde strofe van
Het Lied der Nederlanden,
dat eveneens geschreven is op de melodie van het Chanson de Chartres en
uit elf strofen bestaat. Het
taalakrostichon
Door Deze Taal Verbonden heeft
acht strofen, maar hetzelfde metrum en rijmschema.
1Chanson de Chartres wordt hier als
afkorting gebruikt van Autre chanson de la ville de Chartres assiégée
par le prince de Condé, 'n Frans soldaten(drank)lied dat erg
populair was onder de
katolieken
van het door hugenoten in 1568 KrJ belegerde Chartres. Dat lied begint
als volgt: O la folle entreprise du prince de Condé, /
a Chartres la jolie il a voulu entrer, / c'est a luy grand folie,
il n'y entrera pas: / les bons soldatz de France ne le souffriront
pas.
Nadat de Protestanten hun beleg moesten opgeven, werd de melodie van het
lied door de vele Duitse huursoldaten meegenomen naar de Nederlanden,
waar ze emplooi vonden bij Willem van Nassau.
[<] 2 Omstreeks 1570 KrJ ontstond bij de volksmelodie van het
Chanson de Chartres 'n kristianistische, idolatrische tekst geheel
gewijd aan Willem van Nassau, de broodheer en/of oorlogsheld van de een
of meerdere zangers of schrijvers (waaronder misschien Philips van
Marnix of Dirck Coornhert).
Dit lied, dat als titel kreeg Wilhelmus van Nassouwe, een nieuw
Christelijk lied, verwijst 12 keer naar 'God' (Godt of
Godes), 6 keer naar 'de Heer' ((den) Heer of des
Heeren) en heeft 2
ekspliciet
kristelijke verwijzingen, namelijk in Een Vorst des Rijcks
vercoren / Als een vroom Christen man en in Als vrome
Christen leven. 'n Latere versie voegt daar nog aan toe: Zeer
christlijk was gedreven mijn prinselijk gemoed i.p.v. Seer
Prinslick was ghedreven / Mijn Princelick ghemoet. Het verwijst
naar degenen die Willem van Nassau 'bezwaren' en 'vervolgen' als naar
vrouwen: Dat sy my niet verrasschen / In haren boosen
moet, / Haer handen niet en wasschen / In mijn
onschuldich bloet. Naast Nederland en Spanje, de oorlogvoerende
partijen van die tijd, wordt er (toch nog) een ander land in genoemd,
namelijk Israel; met bovendien David en Saul, die volgens de
joods-kristelijke traditie koningen van dat land waren.
[<] 3 Elke vier regels vormen samen 'n kruisrijmblok,
menigmaal verrijkt met alliteratie in een en dezelfde regel of tussen
twee opeenvolgende of overeenkomende regels. Elke regel van het gedicht
bestaat uit of begint met 3 jamben. Aan het einde van de eerste en derde
regel van elk strofe of blok wordt 'n onbeklemtoonde lettergreep
toegevoegd, waardoor de betreffende zinnen of zinsdelen steeds 13
lettergrepen lang zijn met 'n cesuur in het midden.
Met dit metrum blijft de melodie van
het oorspronkelijke, Franse lied (grotendeels) toepasbaar. (Weliswaar
gebruikt Wilhelmus van Nassouwe, een nieuw Christelijk lied ook
vaak dit metrum en dit rijmschema, het wordt daar niet konsekwent
volgehouden. Het heeft woorden, zoals Edel, ende en
hebben, die 'n trocheïsche uitspraak
vereisen op de plaats van 'n jambe, hoewel edel en ende
eveneens aan het eind van de ene jambe en het begin van de volgende, dus
korrekt, gebruikt worden; of het dwingt in Maer de Heer van hier
boven 'n jambische de Heer in het keurslijf van 'n trochee.
Daarnaast heeft het woorden, zoals noot en verstroyt die
geacht worden te rijmen, maar dat niet doen.)
[<] 4 Zie Leo Adriaenssen, 62 nTWO, Staatsvormend geweld.
Overleven aan de frontlinies in de meierij van Den Bosch, 1572-1629.
Uit 'n persbericht van de Universiteit van Tilburg, '16 oktober 2007':
"Ieder verzet [van de bevolking van de meierij] werd volgens Adriaenssen
beantwoord met gijzeling, brandstichting, marteling en roof. [De
meierij] moest de bevrijdingsoorlog tegen Spanje ... betalen met een
demografisch verlies van bijna 70 procent. [Er was] sprake van een
uithongeringspolitiek, waarbij Staatse troepen stelselmatig oogsten
verwoestten, landerijen onder water zetten en dorpen verbrandden.
Willem [van Nassau, bijgenaamd] de Zwijger[,] was een van de
initiatiefnemers van dit beleid en zijn zoons Maurits en Frederik
Hendrik waren als bevelhebbers mede verantwoordelijk." Over
'onschuldich bloet' gesproken!
[<] 5 Dit woord komt voor in de eerste vier regels van
de eerste strofe van het 'nieuwe Christelijke lied'. Die regels luiden:
Wilhelmus van Nassouwe / Ben ick van Duytschen bloet, /
Den Vaderlant getrouwe / Blyf ick tot in den doot. Deze strofe
is zo wijd verspreid dat de oorspronkelijk natuurlijke dan wel uit
gebrek kunstmatig opgelegde klankovereenkomst tussen bloed en
dood inmiddels als bekend verondersteld mag worden.
[<] 6 Anna van Saksen was een van Willems vrouwen en de moeder van
Maurits. Zie M. Vincent van Mechelen,
Historische
(rand)figuren bij de stamboom van de familie Van Mechelen.
[<] 7 Voor de slechte verstaander: vrij van persoonsverheerlijking,
niet (staats)religionistisch, niet
etnocentristisch,
niet monarchistisch, niet seksistisch of anderszins eksklusivistisch.
Voor de goede verstaander: inklusivistisch, niet speciaal voor
kristenen, maar ook niet speciaal tegen kristenen als personen en
medeburgers, zelfs niet specifiek
De aparte vermelding van vrouwen en mannen is misschien niet irrelevant
in de kontekst van natuur maar wel in die van staatsburgerschap. Deze
overtreding van 'n relevantistische regel moet echter gezien worden als
'n dichterlijke vrijheid in het licht van 'n verleden waarin er allerlei
vormen van seksediskriminatie waren; en 'n verleden waarin mannen tegen
mannen vochten en mannen met mannen dronken en zongen.
[<] 8 Niet
'n
(het onbepaald lidwoord) maar een (het telwoord).
[<]